Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

Doe alles tot eer van God - Basislessen deel 5


door Watchman Nee


Les 35. Taalgebruik



Wat de mond spreekt, komt uit het hart

   Jezus zei: ‘Want uit de overvloed des harten spreekt de mond’ (Matt. 12:34b). Wat een mens zegt, geeft weer wat er in zijn hart is; het openbaart wat daar leeft. De handelingen van een persoon geven niet altijd weer hoe hij is, maar zijn woorden doen dat wel. Handelingen kan men zo zorgvuldig organiseren dat mensen erdoor misleid worden, maar wat het spreken betreft, is het niet zo eenvoudig om altijd waakzaam te zijn en het volledig onder controle te hebben. Daarom laat het spreken van een mens duidelijker zien wat iemand denkt. Uit de overvloed des harten, uit dat wat er in een mens leeft, spreekt de mond. Wanneer een leugen of misleiding uitgesproken wordt, dan moeten deze ook in het hart aanwezig zijn. Als iemand zwijgt, dan is het niet gemakkelijk om erachter te komen wat er in zijn hart leeft. Maar wanneer hij begint te spreken, wordt zijn hart openbaar. Voordat hij spreekt, kan niemand zijn geest doorgronden. Maar wanneer hij spreekt, kunnen anderen zijn geest ‘aanvoelen’ en zijn geestelijke conditie beoordelen.
   Nu wij tot geloof gekomen zijn, moeten wij opnieuw leren hoe wij moeten leven en spreken. De oude dingen en de oude wegen zijn voorbijgegaan. We beginnen opnieuw.


Hoe wij moeten spreken

   Er zijn een aantal schriftgedeelten die ons leren hoe wij moeten spreken. Laten we ze één voor één bespreken.


1. NIET LIEGEN

‘Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen’ (Joh. 8:44).


SATAN: DE VADER DER LEUGEN

   Wanneer Satan een leugen spreekt, dan spreekt hij naar zijn aard. Maar tegenwoordig is hij meer dan alleen een leugenaar; hij is de vader van alle leugenaars. De leugen regeert met vaste hand in de wereld. Er zijn evenveel leugenaars als onderdanen van Satan. Zij liegen voor hem omdat hij de leugen nodig heeft voor de instandhouding van zijn koninkrijk en de vernietiging van Gods werk.
   Iedereen die het eigendom van Satan is, weet hoe hij moet liegen en hoe hij een leugenachtig werk kan laten lukken. Zodra iemand gered is, moet hij een fundamentele les leren; hij moet zijn tong leren bedwingen. Hij moet alle leugens leren vermijden; bewuste leugens en onbewuste leugens. Hij moet ook geen onnauwkeurigheden verkondigen; dat zijn alle uitspraken waardoor de waarheid overdreven of geminimaliseerd wordt weergegeven. Leugens van elke aard moeten worden weggedaan uit het midden van Gods kinderen. Als er maar een klein spoortje van de leugen overblijft, dan heeft Satan een uitvalsbasis van waaruit hij kan aanvallen.


DE LEUGEN REGEERT

   Totdat men leert de leugen te weerstaan, is het mogelijk dat men zich er niet eens van bewust is hoezeer men tot liegen geneigd is. Maar zodra iemand echt probeert te stoppen met liegen, zal hij gaan ontdekken hoe gemakkelijk het voor hem is om te liegen. Zelfs de gedachten en bedoelingen van het hart zijn leugenachtig. De leugens in deze wereld, ja, zelfs de leugens in ons eigen hart zijn van dien aard, dat zij onze verbeeldingskracht te boven gaan. Hoe jammerlijk is het dat in de ogen van veel kinderen van God een ‘gelegenheidsleugen’ soms noodzakelijk is. Hoe tragisch is het dat leugens een plaats hebben onder Gods kinderen. Maakt het Woord des Heren niet in alle ernst duidelijk dat allen die liegen kinderen van Satan zijn omdat hij de vader van alle leugenaars is? Het zou erg verdrietig zijn wanneer dit zaad van Satan aanwezig blijft in de harten van Gods kinderen. Daarom zeggen wij tegen pasbekeerden dat zij niet te veel tijd voorbij moeten laten gaan voordat zij afrekenen met het probleem van het liegen.


DE BETEKENIS VAN LEUGENS

   Een dubbelhartig mens is een leugenaar. De ene keer zegt hij dit en de andere keer dat. Eerst zegt hij ‘ja’ en even later ‘nee’; nu zegt hij ‘goed’ en even later ‘fout’. Dit laat niet alleen zien dat hij een mentale zwakte heeft, maar ook dat hij een leugenaar is.
   Liegen is ook alleen dat zeggen wat ons goed uitkomt. Als wij alleen die dingen zeggen die we willen zeggen en de rest achterhouden, of alleen vertellen wat tot ons voordeel strekt en verzwijgen wat nadelig voor ons is, dan vertellen we leugens. Hoe vaak gebeurt het niet dat we bewust een deel van de waarheid achterhouden? Ons egoïsme drijft ons ertoe dat deel te verzwijgen wat een nadelige uitwerking op ons zou kunnen hebben. Aan hen die wij niet mogen, vertellen we dat wat nadelig, ja zelfs schadelijk voor hen is. Dat is ook liegen. Veel mensen spreken niet overeenkomstig de waarheid, maar overeenkomstig hun voorkeuren of antipathieën. Zij geven de feiten niet weer, maar laten zich leiden door hun emoties. Deze uitspraken zijn gebaseerd op persoonlijke voorkeur of emoties en niet op feiten of waarheid. Zij moeten leugens worden genoemd. Een onwaarheid verkondigen is zonde, maar bewust een onwaarheid verkondigen is een nog grotere zonde. God veroordeelt dat ten strengste. Men moet pasbekeerden duidelijk maken dat zij zich bij het spreken niet door hun emoties moeten laten leiden maar door de feiten. U moet óf de waarheid spreken, óf zwijgen. Spreken naar wat men hoopt, is ook liegen. Wij moeten onze emoties zodanig leren te beheersen dat wij ons in ons spreken niet laten leiden door onze interesses of verwachtingen. Maar al te vaak geven de uitgesproken woorden niet de feiten weer; veeleer geven ze weer waar men op hoopt. Mensen spreken geen kwaad van anderen omdat hun aantijgingen op feiten berusten, maar omdat ze hópen dat ze waar zijn. Zij willen graag dat hun gelovige broeders en zusters vallen, zodat zij met leedvermaak kunnen zeggen dat ze gevallen zijn. Hun wens wordt door hen als feit weergegeven; zij zeggen niet wat de werkelijke feiten zijn. Ziet u het probleem? Mensen spreken vaak overeenkomstig de wensen van hun hart, overeenkomstig de dingen die zij hopen.
   Uw eigen gedachte toevoegen aan iets wat u hoort, is ook liegen. Waarom is een zin of woord volkomen veranderd nadat het een paar keer aan anderen is doorgegeven? Dat komt omdat iedereen zijn eigen gedachte eraan toevoegt. In plaats van te letten op de feiten voegt eenieder er zijn eigen ideeën aan toe. Dit moet ook als liegen worden beschouwd. Jonggelovigen moeten van het begin af aan leren spreken overeenkomstig de feiten. Zij moeten niet hun eigen mening aan de feiten toevoegen. Zij moeten in ieder geval aangeven wat de feiten zijn en wat hun eigen gedachten zijn. Het moge duidelijk zijn dat wat u denkt van iemand en hoe iemand werkelijk is twee verschillende dingen zijn. U mag niet verder gaan dan zeggen dat dit de feiten zijn, maar dat u zelf iets anders denkt. Zorg ervoor dat u uw eigen mening en verwachting niet te zeer benadrukt waardoor de feiten misschien veranderd worden en een leugen geboren wordt.
   Een andere leugen die vaak voorkomt in de gemeenten is overdrijven. Hoe gemakkelijk is het om een onjuist aantal op te geven of onjuistheden te verkondigen. Het is erg verleidelijk om grote woorden en krachtige taal te gebruiken waardoor de waarheid overdreven wordt voorgesteld. Dit is ook een leugen; het is niet in overeenstemming met de feiten. U kunt de toestand van het hart van een broeder of zuster testen door hem of haar iets te vertellen en hem of haar vervolgens te vragen het door te geven aan iemand anders. U zult bijna direct de geestelijke toestand van zijn of haar hart kunnen ontdekken. Wie God vreest en wie door God getuchtigd is, zal niet achteloos durven spreken; hij beseft het belang van de juiste woordkeus en zal zijn best doen het gehoorde zorgvuldig door te geven. Maar wie ongedisciplineerd is, zal er veel van zijn eigen woorden aan toevoegen en hij zal ook veel dingen achterhouden die eigenlijk gezegd hadden moeten worden. Hij is een onverschillig en oneerlijk mens.
   Wie liegt, is niet geschikt als dienaar van het Woord van God. Alleen degene die zorgvuldig is in zijn woordkeus kan de Bijbel verstaan, want elke tittel en jota van het Woord van God is zeer nauwkeurig. Als wij nonchalant zijn, hoeveel tittels en jota’s zullen we dan over het hoofd zien? Een getal of hoeveelheid aandikken is ook liegen.
   Veel mensen zijn hier al zo aan gewend dat zij bijna elke keer wanneer ze over getallen spreken, sterk overdrijven. Wij weten bijvoorbeeld dat geen enkel kerkgebouw in Sjanghai plaats kan bieden aan vijfduizend mensen. Maar bij opwekkingssamenkomsten zullen mensen zeggen dat er wel tien of twintigduizend mensen waren. Zelfs als zoveel mensen zouden gaan staan, dan zijn er nog te veel voor welk kerkgebouw in Sjanghai dan ook. En toch is dit soort grootspraak afkomstig van christenen, en niet alleen van gewone christenen maar zelfs van de christelijke werkers! Dit gepoch is ongetwijfeld liegen. Wij neigen er ook naar de fouten van anderen uit te vergroten en die van onszelf te bagatelliseren. Dit is ook liegen.


STRIKTE DISCIPLINE

   Ik kan niet zeggen dat mensen na hun redding direct eerlijke mensen worden. Maar als ze bereid zijn te leren en zich te onderwerpen aan de strikte discipline van God, dan kunnen we misschien na een jaar of vijf er een paar tegenkomen die eerlijk geworden zijn. Deze woorden klinken misschien wat hard, maar toch wil ik ze benadrukken. Tenzij iemand jarenlang weerstand biedt aan elke leugen en elk onnauwkeurig woord, wordt hij geen eerlijk mens. Niemand die zelfdiscipline veracht, kan zelfs ook maar verwachten eerlijk te zijn. Liegen en onnauwkeurig spreken zijn kwalen die te veel voorkomen onder christenen. De mensen van de wereld (wij waren dat ook eens) weten allemaal hoe ze moeten liegen omdat ze Satan hun leven lang hebben gevolgd. De wijzen zowel als de dwazen onder hen weten hoe ze moeten liegen. Sommigen zijn vrij direct in hun spreken. Anderen zijn meer geslepen. Maar ze liegen allemaal. Wij moeten ons zo door de Here laten disciplineren dat wij gevoelig worden voor leugens en een leugenachtige geest zodra we er een tegenkomen.
   Pasbekeerden moeten beseffen hoe belangrijk eerlijkheid is, maar ook hoe onnatuurlijk het voor ons is. Ons hele wezen is oneerlijk; we weten al van onze kinderjaren af hoe we moeten liegen. Wij spreken graag overeenkomstig onze voorkeuren en niet overeenkomstig de waarheid. Dus net zoals een kind het ABC moet leren zo moeten ook Gods kinderen weer van voor af aan beginnen. Anders zal de geringste mate van onvoorzichtigheid ons er opnieuw toe brengen een leugen te vertellen of onnauwkeurigheden te uiten. Veel mensen vinden het vertellen van een leugen niet zo erg, maar persoonlijk vind ik het een van de zwartste en meest voorkomende zonden. Wanneer een pasbekeerde deze kwaal, heeft dan zullen er zich twee problemen gaan voordoen: (1) Er zal veel geestelijke dood ontstaan in de kerk waardoor het onmogelijk wordt voor de christenen om één te zijn, en (2) God zal niet in staat zijn deze persoon aan te stellen als dienaar van het Woord. Al kan hij proberen wat bijbelles te geven, bijbelse waarheden uiteen te zetten, of het Woord prediken, hij is niet in staat een echte dienaar van het Woord te zijn. Om een dienaar van het Woord te kunnen zijn, is absolute eerlijkheid een vereiste. Leer daarom in het openbaar zo te spreken alsof u voor Gods aangezicht spreekt. Spreek zorgvuldig en vermijd alle leugens. Spreek niet overeenkomstig uw eigen voorkeur of mening. Bied weerstand aan alle leugens. Uw spreken moet objectief van aard zijn, niet subjectief. Uw spreken moet in overeenstemming zijn met de feiten; wat u zegt, moet de waarheid zijn.


2. ZONDER IJDELE WOORDEN

‘Een goed mens brengt uit zijn goede schat goede dingen voort, en een slecht mens uit zijn boze schat boze dingen. Maar ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels, want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden’ (Matt. 12:35-37).

   Vers 35-37 moet verbonden worden met vers 33 dat zegt: ‘Acht de boom goed, maar dan ook zijn vrucht, óf acht de boom slecht, maar dan ook zijn vrucht, want aan zijn vrucht kent men de boom.’
We zien hier duidelijk dat de vrucht waarnaar hier verwezen wordt, woorden zijn en geen gedrag. Wanneer een man deugdzaam is, dan zullen zijn woorden zeker goed zijn; als hij slecht is, dan zullen zijn woorden ongetwijfeld ook slecht zijn. Door naar zijn woorden te luisteren komt u erachter wat voor mens hij is. Als hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat tweedracht zaait, mensen bekritiseert, lastertaal en destructieve woorden uit, en onreine taal gebruikt, dan is hij zeker een slechte boom. Het zal een broeder of zuster die onophoudelijk boze, kritische en zondige woorden gebruikt, niets helpen om zijn of haar woordgebruik te veranderen. Veeleer moet men hem of haar ronduit zeggen dat kwaadspreken en roddelen altijd goddeloos is. Jonggelovigen moeten beseffen dat de woorden die zij uiten de vrucht is die zij voortbrengen. Hij wiens hart heilig is, zal reine woorden spreken. Hij wiens hart vol liefde is, zal geen woorden van haat uiten. Aan zijn vrucht kent men de boom.
   Men moet niet altijd de (of alle) feiten vertellen. Sommige woorden mogen dan waar zijn, maar als ze niet de soort vrucht zijn die ik wil dragen, dan moet ik ze niet noemen. De vraag is niet of de woorden waar zijn maar of ik ze moet zeggen. De vraag is of het hier om ijdele woorden gaat. Hoewel de woorden de waarheid weer kunnen geven, kan het toch zijn dat het ijdele woorden zijn. Wat wij ook zeggen, het moet een weergave van de feiten zijn, maar men moet niet altijd alle feiten bekendmaken.
   Als de feiten woorden ijdel maken, moet men ze niet uitspreken. IJdele woorden die eenmaal zijn uitgesproken, zullen eenmaal herhaald worden: ‘Maar ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels.’ Elk woord, onbedachtzaam gesproken in het heden, zal in de toekomst woordelijk herhaald worden op de dag des oordeels. Elk woord zal dan gewogen worden; door deze woorden zal men óf gerechtvaardigd worden, óf veroordeeld worden. Mogen Gods kinderen leren God te vrezen door alle onjuiste woorden te vermijden en zorgvuldig te spreken. Wat mij of anderen niet tot voordeel strekt, of wat geen relatie tot mij heeft, moet niet gezegd worden.
   Wie gedisciplineerd is, heeft geen losse tong. Aan iemands tong kan men discipline of een gebrek daaraan onderkennen. Iemand die door God gedisciplineerd is, heeft ook zijn tong onder controle. Wie leugens vertelt, ijdele woorden spreekt, of onbedachtzaam spreekt, is van weinig waarde in de hand van God. Hij wacht op het komende oordeel. Daarom moeten pasbekeerden deze les leren. Wie onreine woorden gebruikt, moet zelf ook wel onrein zijn; wie oneerlijk spreekt, moet wel een oneerlijk mens zijn. De wijze van spreken openbaart de aard van de persoon. Aan de vrucht kent men de boom; iemands woorden tonen aan wat voor mens hij is. Helaas, de kerk van vandaag is zo diep gevallen dat zij gevuld is met leugens en ijdele woorden. Maar zeer weinigen van Gods kinderen zijn zich werkelijk bewust van deze zonde en durven deze te veroordelen. Dit is ontstellend.


3. ZONDER BOZE WOORDEN

‘En vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven. Want: wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na, want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen’ (1 Petr. 3:9-12).

   Er is een soort taalgebruik dat nooit door een christen gebruikt mag worden: boze woorden. Boze woorden zijn bijvoorbeeld beschimpingen en woorden van vervloeking. Een kind van God mag geen kwaad met kwaad vergelden, of een belediging met een belediging beantwoorden.


SPEEK WOORDEN VAN ZEGEN

   Mensen redetwisten graag. Waar anderen kwaadspreken en boze woorden gebruiken, gebruiken christenen soms dezelfde woorden. Maar de Here vraagt niet wie er het eerst iets zei. Hij vraagt alleen of u dat gezegd hebt. Onthoud dat u geen kwaad met kwaad kunt vergelden, of laster met laster. Leer in plaats daarvan woorden van zegen te spreken.


BEHEERS UZELF

   Alleen als u uw kalmte kunt bewaren, bent u in staat om uw tong te bedwingen. Als u uw kalmte verliest, kunnen er veel boze woorden, ja zelfs laaghartige en beledigende woorden uit uw mond komen. Daardoor loopt u niet alleen de zegen van de Here mis, maar wordt op die manier de Here ook nog eens te schande gemaakt.


4. PRAAT NIET TE VEEL

   Met name Jakobus 3 behandelt de kwestie van het spreken. We kiezen een paar verzen uit dit hoofdstuk uit om deze te overdenken.


NIET VELE LERAARS

   ‘Laat niet zovelen uwer leraars zijn, mijn broeders’ (v. 1). Dat kan ook vertaald worden met ‘weest geen leraars van velen,’ of ‘weest geen leraars.’ Waarom zegt de Schrift dit? ‘Gij weet immers, dat wij er des te strenger om geoordeeld zullen worden.’
   Degenen die hun tong niet kunnen bedwingen, kan men gemakkelijk herkennen door hun verlangen leraars te zijn. Waar zij ook gaan, zij onderwijzen. Waar zij ook zijn, zij spreken. Zij zijn in staat anderen te onderwijzen onder elke omstandigheid. Zij onderwijzen gratis, ze brengen u geen kosten in rekening. Zij zijn graag leraars; zij verlangen ernaar raadsman of raadsvrouw te zijn. Wanneer zij onder de mensen zijn, praten ze altijd veel. Ziet u dat een christen niet alleen moet weigeren te liegen en ijdele of boze woorden uit te spreken, maar ook een man van weinig woorden moet zijn? Wat hij ook zegt, te veel woorden zijn nooit goed. Het berooft hem van Gods zegen.


EEN KENMERK VAN ZELFBEHEERSING

   ‘Want wij struikelen allen in velerlei opzicht; wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt man, in staat zelfs om zijn gehele lichaam in toom te houden’ (v. 2). Of iemand al dan niet in staat is zichzelf te beheersen hangt af van de vraag of hij zijn tong kan bedwingen. Als u wilt weten of iemand de vrucht van de Geest heeft wat betreft zelfbeheersing hoeft u hem alleen maar te observeren zodat u kunt zien of hij zijn tong kan bedwingen. Weet u wat zelfbeheersing is?
   Vaak hebben broeders en zusters hier een verkeerd beeld van. Zij denken dat zelfbeheersing als vrucht van de Geest niets anders is dan gematigdheid, de middenweg kiezen. Maar nee, zelfbeheersing betekent hier niets anders dan zichzelf in bedwang hebben, zichzelf in toom houden. Met andere woorden: in staat zijn zichzelf te beteugelen is de vrucht van de Heilige Geest. Wat is het kenmerk waaraan men deze vrucht van de Heilige Geest herkennen kan? Jakobus zegt ons dat, als een man zijn tong kan bedwingen, hij zijn hele lichaam in bedwang kan houden. Zo’n man kan zichzelf beheersen. Een ongebreidelde tong is een kenmerk van een losbandig leven. Wie onbezonnen is in zijn spreken leidt een losbandig leven. Te veel gepraat doet een mens in geen enkel opzicht goed en anderen zullen hem mijden. Mogen jonggelovigen van het begin af aan leren hun tong te bedwingen.
   Wilt u dat God in Zijn genade met u klaarkomt? Laat mij u dan dit zeggen: als Hij in staat is uw tong te bedwingen, dan heeft Hij de manier gevonden om met u klaar te komen. Voor veel mensen geldt dat hun woorden het centrum van hun wezen zijn. Hun woorden zijn hun ruggengraat. Beteugel de woorden, en de persoon is ook bedwongen. Wanneer de weerstand die iemand biedt aan het aanpakken van zijn woordgebruik niet wordt gebroken, dan blijft de persoon onveranderd. Om uit te vinden of iemand zichzelf kan beheersen, kijk dan niet naar het uiterlijk van de persoon (want dat kan misleidend zijn); ga eens een half uur met hem praten, dan komt u er vanzelf achter. Zodra iemand praat, leert men hem kennen. Niets laat duidelijker zien hoe iemand is dan zijn woorden.


TWEE SOORTEN

   Wat volgt, is eenvoudig. U moet niet dezelfde tong gebruiken voor het prijzen van God aan de ene kant en het vervloeken van mensen die naar Gods beeld geschapen zijn aan de andere kant. Hoe kunt u het ene moment prijzen en het andere moment vervloeken? Een bron kan niet twee verschillende soorten water voortbrengen; een vijgenboom kan niet zowel vijgen als olijven voortbrengen; en zout water wordt niet zoet. Het soort vrucht geeft aan met wat voor boom we te maken hebben; het soort water laat zien wat voor bron de fontein heeft.
   De persoon die door God gebruikt wordt, is diegene die alleen zoet water voortbrengt, en in wie niets vervloekts of bitters is. God heeft mij dusdanig vrij gemaakt dat Hij een nieuwe fontein in mij geplaatst heeft. Hij heeft van mij een nieuwe boom gemaakt. Als ik een vijgenboom ben, dan kan ik geen olijven voortbrengen. Als ik een wijnstok ben, dan zal ik geen vijgen voortbrengen. Daar God een nieuw leven in mij geplant heeft, zal ik als vanzelf zoet water voortbrengen.


Hoe wij moeten luisteren

   Wanneer wij de kwestie van het spreken behandelen, moeten wij aandacht schenken aan zowel het luisteren als het spreken.


1. BIED WEERSTAND AAN HET VERLANGEN OM DINGEN TE HOREN

   Mag ik eerlijk zijn? Als broeders en zusters wisten hoe ze moeten luisteren, dan zou de gemeente bevrijd worden van vele onbetamelijke woorden. De reden waarom de gemeente zo vervuld is van ongepaste woorden is dat zovelen die woorden willen horen. Omdat dit verlangen aanwezig is, is er ook zoveel aanbod. Waarom vinden we onder de mensen zoveel afbrekende kritiek, boze laster, dubbelzinnige opmerkingen, onreine woorden, leugens en tweedracht? Dat komt omdat zovelen bereid zijn ernaar te luisteren. Hoe bedrieglijk, verdorven en onrein is het hart van de mens die ernaar verlangt zulke afbrekende woorden te horen.
   Als Gods kinderen wisten welke woorden ze kunnen spreken en welke niet, dan zouden ze ook weten waar ze wel en waar ze niet naar kunnen luisteren. Waar u naar luistert, openbaart wie u bent; het toont aan wat voor mens u bent. Jonggelovigen moeten leren op de juiste wijze te luisteren. Wanneer iemand van ’s morgens tot ’s avonds tweedracht zaait en onfatsoenlijke woorden gebruikt, dan moet u niet alleen de verleiding weerstaan om dat zelf ook te doen maar u moet ook weigeren naar hem te luisteren. Op die manier zult u een einde maken aan vele zonden en tevens helpt u andere broeders en zusters die verleiding ook te weerstaan.
   Er is vandaag de dag een lust tot horen, een lust tot het horen van onbetamelijke woorden. Het is dan ook geen wonder dat de hoeveelheid aan onbetamelijke woorden toeneemt; het is geen wonder dat degenen die dit soort woorden uiten, zich aangemoedigd voelen ermee door te gaan. Laten wij leren rustig weg te gaan en die mensen alleen te laten wanneer zij zulke onzin uitkramen. De lust tot lichtzinnige praat zal hen dan snel vergaan. Of in plaats van weg te lopen, kunnen wij ons getuigenis afleggen door te zeggen: ‘Wie denk je eigenlijk dat ik ben? Ik wil die onzin en smerigheid niet horen.’
   Veel problemen in gemeenten zijn als hellevuur dat geblust moet worden zodra het begint. Men zou dit soort problemen niet moeten toestaan zich te verspreiden. Veel van deze problemen kunnen veroorzaakt worden door verkeerd luisteren. Hoewel de spreker het grootste deel van de verantwoordelijkheid op zich moet nemen, is de toehoorder ook voor een deel verantwoordelijk.
   Om bevrijd te worden van de lust tot het horen van dingen moet men weerstand bieden aan de natuurlijke neiging om woorden te horen. Wanneer men in staat is deze neiging te weerstaan, dan kan men vele vuren doven. Leer te zeggen: ‘Sorry, maar ik kan niet naar deze woorden luisteren want ik ben een christen.’ Leer zulke nutteloze gesprekken af te breken. Als u echter luistert in de hoop meer te vernemen, dan blust u het vuur niet, maar wakkert u het juist aan.


2. DOE ALSOF U DOOF BENT

‘Maar ik ben als een dove, ik hoor niet, als een stomme, die zijn mond niet open doet; ja, ik ben als een man die niet hoort, en in wiens mond geen verweer is’ (Ps. 38:14-15).

   Als mensen onbetamelijke dingen zeggen, wees dan als een doof man die niet hoort. Laat hen zeggen wat ze willen, maar luister niet. Of, in plaats van als een dove te zijn, kunt u tegen hen getuigen en hen zelfs bestraffen door te zeggen: ‘Wie denk je eigenlijk dat ik ben dat je al die vuiligheid over me heen denkt te kunnen storten? Ik ben van mening dat een christen deze dingen niet mag te zeggen. Zij passen niet bij een gelovige.’ Er ligt een grote zegen in het doof en stom leren zijn, want praten en luisteren zijn zeer sterke verleidingen. Mogen jonggelovigen leren hoe hierin te overwinnen.


3. HET VOORBEELD VAN DE HERE

‘Wie is er blind als mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des Heren?’ (Jes. 42:19).

   Gezien de context verwijst dit vers naar de Here Jezus. ‘Wie is doof als de bode’ toont aan hoe de Here Jezus op aarde Zich doof hield voor vele woorden. Hoe minder men van dit soort onreine woorden en ongerelateerde dingen hoort, des te minder problemen men zal hebben.
   Wij hebben al genoeg problemen; we hebben deze extra problemen dus echt niet nodig. Hoe kunnen we aan een wedloop meedoen als we te zwaar beladen zijn? Leer daarom weerstand te bieden aan de verleiding om dingen te horen. Wees net zo doof als de Here Jezus. De man die doof is als de Here kan de wedloop sneller lopen; hij heeft de rechte weg gevonden.


Neem de tijd om te leren

   Pasbekeerden moeten wijs zijn wat spreken betreft, zowel in het luisteren als het spreken. Laat hen God vrezen in wat zij zeggen en waar zij naar luisteren. Dit is erg belangrijk; het moet geduldig en met aandacht geleerd worden. Er is tijd voor nodig om deze gewoonte aan te leren. Ik geloof niet dat we al snel na onze bekering op dit gebied de overwinning kunnen behalen. Ik weet uit ervaring dat het erg moeilijk is om op de juiste wijze te spreken. Een klein beetje onachtzaamheid kan er al toe leiden dat er een verkeerd woord gesproken wordt. ‘Here, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen’ (Ps. 141:3). Hoezeer hebben we dit gebed nodig: stel een wacht voor mijn mond opdat ik geen ondoordachte dingen zeg. Misschien moeten sommigen bidden: ‘Stel een wacht voor mijn oren opdat ik niet zomaar alles binnen laat!’ Als zulke gebeden tot God omhoog gezonden worden, dan zal dat de gemeente voor vele problemen bewaren; jonggelovigen zullen dan in staat zijn de rechte weg te bewandelen.
   Eén ding verbaast mij zeer: vele broeders en zusters luisteren zonder dat zij zich bezwaard voelen. Het moge duidelijk zijn dat er dan iets helemaal mis is. Als wij telkens weer zonder problemen ons oor kunnen lenen aan onbetamelijke woorden, dan is er iets mis met ons. Als wij luisteren en het accepteren, dan zijn we echt verkeerd bezig. Wij moeten daarom leren weigeren deze onreine en verdorven vrucht tot ons te nemen. Wij moeten weten dat als er enig vergif aanwezig is onder Gods kinderen, het zich zeker zal verspreiden. Het zal de mensen tot goddeloosheid en rebellie drijven.
   Moge God ons genadig zijn. Moge Hij genade geven aan alle jonggelovigen zodat zij van het begin af aan zullen leren hoe te spreken en hoe te luisteren zodat er een gebaande weg voor hen zal zijn. Het is niet ongewoon dat Gods kinderen onbedachtzaam spreken, maar het is wel vreemd dat een christen dit soort achteloze woorden kan spreken of ernaar kan luisteren zonder zich ervan bewust te zijn dat zij zondig zijn en zonder ze te veroordelen. Moge zoiets niet voorkomen onder de jonggelovigen.