Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd (vertaling E. W. J. Maatkamp). Klik hier voor de inhoudsopgave.
De strijd rond de waarheid over homoseksualiteit
Door prof. dr. Jeffrey B. Satinover
BSc, MEd, MD, MSc, PhD, ABPN (lid American Board of Psychiatry and Neurology)
Hoofdstuk 1
Het is niet wetenschappelijk, en ook niet democratisch
Onze maatschappij wordt geregeerd door experts, en onder die experts zijn het vooral de psychiaters die de meeste invloed hebben. Die invloed vloeit echter niet voort uit onze superieure ethiek of goedheid, of uit enige brede consensus dat onze beroepsgroep bijzondere waardering verdient. Ja, de mate waarin wij bekritiseerd worden, vertegenwoordigt de terechte, harde kritiek op onze fundamentele claim: de pretentie dat omdat wij iets weten over wat mensen beweegt, wij daarom op unieke wijze gekwalificeerd zijn om hun te vertellen hoe zij hun leven moeten leiden. Desalniettemin, omdat Amerikanen afhankelijk geworden zijn van experts, wordt diezelfde psychiater door de mensen tegelijkertijd gehekeld en geraadpleegd over welke richting ze op moeten gaan. Enfin, ten goede of ten kwade, professionals in de geestelijke gezondheidszorg hebben een mate van invloed die ver uitstijgt boven de wijsheid die zij zelf aan de dag leggen.
In de beginjaren van de homo-emancipatie werd deze realiteit gebruikt ten voordele van de ontwakende activistische homobeweging. Zij ging ervan uit dat als de invloedrijke American Psychiatric Association (APA) ervan overtuigd kon worden om homoseksualiteit te herdefiniëren, de andere verenigingen spoedig zouden volgen, en daarna ook de rest van de maatschappij. Hun plan werd snel en met bijna volledig succes geïmplementeerd. Kijk maar eens naar de snelle veranderingen die volgden. In 1963 gaf de New York Academy of Medicine haar Commissie van Volksgezondheid de opdracht om verslag te doen over het onderwerp homoseksualiteit, wat werd ingegeven door de zorg dat homoseksueel gedrag leek toe te nemen. De commissie rapporteerde dat:
'(…) homoseksualiteit inderdaad een aandoening is. De homoseksueel is een emotioneel beschadigd individu dat niet het normale vermogen heeft ontwikkeld om bevredigende heteroseksuele relaties aan te gaan.'1
De commissie merkte ook op dat:
'(…) sommige homoseksuelen niet langer alleen een defensieve houding aannemen, maar nu beweren dat afwijkend gedrag een 'wenselijke, nobele levenswijze is die de voorkeur geniet boven andere levenswijzen.'2
Nog geen tien jaar later werd - zonder dat er enige nieuwe wetenschappelijke bewijzen voorhanden waren - het argument van de activisten de nieuwe standaard binnen de psychiatrie, want in 1973 stemde de American Psychiatric Association ervoor om homoseksualiteit van de officiële lijst van psychiatrische aandoeningen te schrappen. Hoe kwam dit tot stand? Normaal gesproken wordt pas na vele jaren ergens wetenschappelijke consensus over bereikt, na de verzameling van de gegevens van vele op de juiste wijze uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken. Alleen dat legt gewicht in de schaal. Maar in het geval van homoseksualiteit begon het wetenschappelijk onderzoek pas jaren nadat de zaak in kwestie al beslist was.
Een verandering in status
De APA liet zich bij haar stem leiden door politieke druk, niet door wetenschappelijke data. Zelfs voorstanders erkenden dit. Ronald Bayer was toen lid van het Hastings Institute in New York. Hij rapporteerde dat in 1970 de leiding van een [subversieve] homoseksuele splintergroep binnen de APA 'op systematische wijze probeerde om de jaarlijkse vergaderingen van de APA te verstoren'.3 Deze methode van beïnvloeding werd verdedigd op grond van de stelling dat de APA de psychiatrie vertegenwoordigde als een sociaal instituut, en niet als een wetenschappelijke organisatie of als een professionele vereniging. Tijdens een vergadering in 1970 presenteerde dr. Irving Bieber, een eminente psychoanalyticus en psychiater, een paper over 'homoseksualiteit en transseksualiteit'. Plotseling werd hij op brutale wijze onderbroken en uitgedaagd:
'Biebers pogingen om zijn positie te verdedigen (…) werden onthaald met hoongelach (…). Een tegenstander noemde hem een ____. 'Ik heb uw boek gelezen dr. Bieber, en als uw boek net zo over de zwarte bevolking zou hebben gesproken als het over homoseksuelen spreekt, zou u gevierendeeld worden, en u zou het nog verdiend hebben ook.'4
De tactiek werkte. Toegevend aan de druk stemden de organisatoren van de volgende vergadering in 1971 erin toe een speciaal panel - niet over homoseksualiteit, maar door homoseksuelen - te sponsoren. Wanneer dat panel niet werd geaccepteerd, zo luidde de waarschuwing, 'zullen zij (de homoseksuelen) niet slechts één afdeling ineen laten storten'.5 Maar het panel was niet genoeg. Bayer vervolgt:
'Ondanks de afspraak dat homoseksuelen op de conventie in 1971 hun eigen paneldiscussie mochten houden, vonden homoactivisten in Washington dat zij de psychiatrische beroepsgroep nogmaals een mes in de rug moesten steken (…). Een vloeiende overgang (…) zou de beweging beroofd hebben van haar belangrijkste wapen - de dreiging van chaos en oproer (…). Zij wendden zich tot het Collectief Homobevrijdingsfront in Washington om samen met hen de 'mei 1971 demonstratie' te organiseren. Samen met het Collectief ontwikkelden zij een gedetailleerde strategie voor het scheppen van chaos en onrust, waarbij zij aandacht schonken aan de meest ingewikkelde logistieke details.'6
Op 3 mei 1971 drongen de protesterende psychiaters binnen in een vergadering van gedistingeerde leden van de beroepsgroep. Zij grepen de microfoon en gaven die aan een externe activist, die verklaarde::
'Psychiatrie is de incarnatie van de vijand. De psychiatrie heeft een niet-aflatende strijd tegen ons gevoerd. U mag dit als een oorlogsverklaring opvatten (…). Wij verwerpen u als onze meesters!'7
Niemand protesteerde. Vervolgens kregen de activisten het voor elkaar dat zij voor de APA-commissie voor de Nomenclatuur mochten verschijnen. De voorzitter accepteerde dat homoseksualiteit misschien geen symptoom van een psychiatrische aandoening was, en dat de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) dat nieuwe inzicht misschien moest reflecteren.
Toen de commissie in 1973 formeel bijeenkwam om de kwestie te bespreken, had men vooraf in de achterkamertjes allang een beslissing genomen. Er werden geen nieuwe wetenschappelijke data gepresenteerd, en de tegenstanders kregen slechts vijftien minuten om een weerwoord te geven dat zeventig jaar van psychiatrische en psychoanalytische opinievorming moest samenvatten. Toen de commissie stemde zoals van tevoren was afgesproken, waren er enkele tegenstanders die formeel een beroep deden op alle leden van de APA om hier niet mee in te stemmen. Zij hadden de macht om besluiten van de commissie terug te draaien, zelfs met betrekking tot 'wetenschappelijke' zaken.
De activisten reageerden snel en effectief. Zij stelden een brief op en zonden die aan de meer dan dertigduizend leden van de APA, waarin zij erop aandrongen om te stemmen voor het behoud van de wijziging in de nomenclatuur.8 Hoe konden de activisten dat betalen? Zij kochten de APA-adressenlijst nadat de National Gay Task Force (NGTF) brieven voor fondsenwerving had verstuurd aan haar eigen leden. Bayer zegt:
'Hoewel de NGTF een centrale rol speelde bij deze actie, werd besloten dat in de brief op geen enkele wijze zou worden duidelijk gemaakt dat de brief, in elk geval ten dele, geschreven was door de Gay Task Force, of dat de verspreiding ervan betaald was met de fondsen die de Task Force geworven had. Ja, de brief leek duidelijk aan te tonen dat hij was opgesteld en verstuurd door die psychiaters die hem in eerste instantie ondertekend hadden (…). Hoewel elke ondertekenaar publiekelijk ontkende ook maar enige rol te hebben gespeeld bij deze huichelarij, waarschuwde ten minste één ondertekenaar dat het erkennen van de organisatorische betrokkenheid van de homogemeenschap de 'kus des doods' zou betekenen. Het lijdt echter geen twijfel dat de bestuurders van de APA volledig op de hoogte waren van zowel de herkomst van de brief als hoe deze verspreid was. Zij, net als de NGTF, beseften en erkenden dat de brief een cruciale rol had gespeeld in de poging om het hierboven genoemde protest van de tegenstanders in de kiem te smoren.'9
Omdat een meerderheid van de APA-leden die op de brief reageerden vóór het behouden van de wijziging in de classificatie van homoseksualiteit stemde, werd het besluit van de raad van toezicht gehandhaafd. In werkelijkheid had echter slechts eenderde van de leden gereageerd. (Vier jaar later schreef het tijdschrift Medical Aspects of Human Sexuality over een enquête die het gehouden had. De enquête toonde aan dat 69 procent van de psychiaters het niet eens was met de stemming en homoseksualiteit nog steeds als een stoornis beschouwde.) Bayer merkt op:
'Het resultaat was geen conclusie die gebaseerd was op een (in)schatting van wat de wetenschappelijke waarheid was zoals die door de rede gedicteerd wordt, maar was in plaats daarvan een actie die geëist werd door de ideologische sentimenten van die tijd.'10
Twee jaar later stemde de American Psychological Association - de professionele psychologische vereniging die drie keer groter is dan de eerdergenoemde American Psychiatric Association - ook voor de wijziging. In welke mate de APA-beslissing van 1973 gemotiveerd was door politieke druk wordt nu pas duidelijk. Toen ik in 1994 een conferentie bezocht in Engeland, ontmoette ik een man die me vertelde over een voorval waar hij nog nooit met iemand anders over gesproken had. Hij had zelf in de homowereld geleefd, maar hij had die levensstijl nu achter zich gelaten. Hij vertelde hoe hij en zijn minnaar na de APA-beslissing van 1973 samen met een hoge functionaris van de raad van toezicht van de APA en diens minnaar in het appartement van de functionaris hun overwinning zaten te vieren. Deze man was namelijk een van de activisten die verkeerden in de hoogste bestuurskringen van de APA, die ervoor gezorgd hadden dat de overwinning behaald werd, door vanuit de top het aan de leden en het grote publiek gepresenteerde materiaal voor te stellen als een belangeloze zoektocht naar de waarheid.
Twintig jaar later
Het wetenschappelijke proces wordt tot op de dag van vandaag beïnvloed door politieke druk. In 1994 besloot de raad van toezicht van de APA te overwegen de gedragscode te wijzigen. De voorgestelde wijziging (geïnitieerd door een prominent en uitgesproken homoactivistische psychiater en lid van het APA-comité tegen Misbruik van de Psychiatrie) zou het helpen van een homoseksuele patiënt om heteroseksueel te worden tot een misdaad verklaren, zelfs als de patiënt zelf om die hulp vroeg. Dit ondanks het feit dat de professionele richtlijnen van de vereniging zelf aangeven dat psychiaters de persoonlijke doelen van de patiënt in het behandeltraject moeten aanvaarden om 'zo veel mogelijk de zelfbeschikking van de patiënt te bevorderen'. De uiteindelijke versie luidde: 'De APA steunt geen enkele psychiatrische behandeling die gebaseerd is op de aanname van een psychiater dat homoseksualiteit een mentale stoornis is of die gebaseerd is op de intentie van een psychiater om de seksuele oriëntatie van een cliënt te veranderen.' De raad keurde deze richtlijn goed en stuurde deze naar de Algemene Vergadering van de APA - het wetgevende orgaan van de APA - ter definitieve goedkeuring. Een snelle en hevige strijd volgde. Er waren voldoende leden van de Assemblee die tegen de resolutie waren, vanwege de huiveringwekkende gevolgen voor de praktijk (het werk van de psychiaters), zodat de resolutie uiteindelijk niet in stemming gebracht werd.
Volgens APA-leden die er direct bij betrokken waren, zou zelfs een controverse rond het eerste amendement van de grondwet de activisten niet afschrikken. Maar het keerpunt kwam toen therapeuten die homoseksuelen helpen veranderen - en een groot aantal ex-homoseksuelen - duidelijk maakten dat als deze resolutie aanvaard zou worden, zij een proces zouden aanspannen tegen de APA en de oorspronkelijke basis voor de verwijdering van homoseksualiteit van de lijst met diagnoses opnieuw in de openbaarheid zouden brengen. Na die aankondiging trokken de activisten zich terug. Als de wijziging goedgekeurd zou zijn, zou daardoor de deur geopend zijn voor rechtszaken tegen 'kwade praktijken' en het 'schenden van de beroepsethiek' door psychiaters die homoseksuelen helpen te veranderen - in overeenstemming met de wensen van hun patiënten zelf. De voorzitter van de APA Gay and Lesbian Task Force maakte duidelijk dat de activisten niet alleen psychiaters die heroriëntatietherapie aanboden in het vizier hadden, maar uiteindelijk ook psychologen, maatschappelijk werkers en zelfs zielzorgers en predikanten.
De APA is niet de enige vereniging die voor de sterke politieke druk gezwicht is. De Nationale Vereniging van Maatschappelijk Werkers (in Amerika de NASW - National Association of Social Workers), binnen de gezondheidszorg de grootste groep die geestelijke gezondheidswerkers in het land accrediteert, wordt ook nog steeds beïnvloed door de homoactivisten. Het NASW Comité voor LHBT-zaken heeft sterk gelobbyd bij de NASW dat zij zouden verklaren dat het gebruik van heroriëntatietherapie een schending is van de NASW-gedragscode. In 1992 gaf de commissie de volgende verklaring uit:
'Pogingen om mensen te 'bekeren' door onverantwoordelijke therapieën (…) kunnen met recht hersenspoeling, beschamen of dwang genoemd worden (…). De aannames en aanwijzingen van heroriëntatietherapie zijn theoretisch en moreel verkeerd.'11
Van de drie grote geestelijke gezondheidsverenigingen gaat de NASW het verst in haar pogingen om klinische vragen rond homoseksualiteit te politiseren. Al deze wijzigingen in de definitie en classificatie van homoseksualiteit hebben plaatsgevonden in een wetenschappelijk vacuüm. Het weinige serieuze wetenschappelijke onderzoek dat verricht is, heeft echter complexe doch voorspelbare implicaties, die overeenkomen met de resultaten van andere vakgebieden, zoals de gedragsgenetica. Deze studies suggereren dat een combinatie van onderling interactieve factoren vrijwel alle aspecten van het menselijk gedrag beïnvloeden, zodat het idee dat iemand eenvoudig de vragen 'Waar komt homoseksualiteit vandaan?' en 'Wat is het?' kan beantwoorden met 'natuur' of 'opvoeding', 'normaal' of 'abnormaal' volledig onderuitgehaald wordt. En deze studies verklaren noch behandelen de rol van de keuze in menselijk gedrag. Dat doen ze niet omdat, zoals we straks zullen zien, ze dat niet kunnen.
De perceptie van het grote publiek
Recente artikelen in de media wekken ten onrechte de indruk dat het onderwerp homoseksualiteit wetenschappelijk al afgesloten is of binnenkort afgesloten wordt. Acties als de APA-beslissing van 1973 en de meer recente besluiten versterken allerlei ongerechtvaardigde conclusies in de gedachten van de mensen. Slechts weinigen beseffen hoe complex goed biologisch onderzoek is. De meeste mensen zouden verbaasd zijn als zij wisten in welke mate de politiek het wetenschappelijk proces bedorven heeft. Zij steunen allemaal op de nauwkeurigheid van de verklaringen in de media.
De bedoelde wetenschappelijke consensus waar de media het zo vaak over hebben, is echter niet meer dan fictie. Een goed voorbeeld is Chandler Burr's artikel in het maartnummer van 1993 van The Atlantic Monthly.12 Hij zegt zonder omwegen: 'Vijf decennia van psychiatrische gegevens tonen aan dat homoseksualiteit niet te veranderen is en dat het niet pathologisch is, en een grote hoeveelheid recente gegevens suggereert dat de ontwikkeling van homoseksualiteit biologisch bepaald is.' In een latere column in de New York Times zei hij nog duidelijker dat de wetenschap allang bewezen heeft dat homoseksualiteit biologisch en onveranderbaar is, en dat daarover simpelweg geen verschil van mening bestaat onder wetenschappers. Maar deze beweringen zijn absoluut niet waar, behalve dan de betekenisloze bewering dat 'biologie betrokken is bij de ontwikkeling van homoseksualiteit'. Biologie is natuurlijk 'betrokken' bij alles wat menselijk is. Voor zijn onderzoek, dat in The Atlantic gepubliceerd werd, interviewde Burr ook een aantal wetenschappers en clinici die van mening waren dat homoseksualiteit noch genetisch, noch onveranderbaar is. Wat deed Burr vervolgens? Hij citeerde ze niet.
We zullen later zien hoe onjuist de herhaalde beweringen zijn van de activisten die zeggen dat homoseksualiteit onveranderbaar is. Zij proberen de indruk te wekken dat de onveranderlijkheid van homoseksualiteit wetenschappelijk gezien allang bewezen is, maar dat is zeer zeker niet het geval. In plaats daarvan zijn de veranderingen die hebben plaatsgevonden in zowel de publieke als de professionele opinie tot stand gekomen onder invloed van politieke druk en public relations.
Ten gevolge van de duidelijke pogingen van de activisten heeft er namelijk een enorme verschuiving plaatsgevonden in de publieke opinie met betrekking tot het accepteren van homoseksualiteit als iets wat normaal is. Maar deze mening wordt nog steeds niet gedeeld door juist die bronnen die door de activisten gemanipuleerd worden ter bevordering van hun eigen agenda. Dit soort 'desinformatie' lijkt grotendeels voort te komen uit een bewuste campagne, vooral wanneer je ontdekt hoe groot bij sommige mensen de bereidwilligheid is om 'alle noodzakelijke middelen' te gebruiken om de publieke opinie te veranderen. 'Alle noodzakelijke middelen' is geen overdrijving. Eric Pollard hoorde eens bij de prominente homobeweging ACT-UP. Hij was de oprichter van de afdeling van deze organisatie in Washington. In een interview met The Washington Blade, een belangrijke homokrant, gaf hij toe dat hij en andere groepsleden geleerd hadden hoe zij gebruik konden maken van 'subversieve tactieken die grotendeels ontleend waren aan Hitlers Mein Kampf', een boek dat sommigen van hen bestudeerd hadden 'als voorbeeld van een werkmodel'.13 In tegenstelling tot deze wijdverbreide claims zijn veel eminente wetenschappers het helemaal niet eens met de conclusies van de media over 'de biologie van homoseksualiteit'.14 Een wetenschapper die leiding geeft aan een van de grootste laboratoria voor de studie van gedragsgenetica zei dat de uitdrukking 'het meest recente genetische onderzoek' slechts betekent dat er heel misschien een indirecte, gedeeltelijke genetische relatie zou kunnen bestaan, zodat het misschien nuttig is om daar onderzoek naar te doen.15 De omslag van Scientific American had deze kop: 'De dubieuze link tussen genen en gedrag.' Maar wat het grote publiek zich herinnert, is de pakkende, onjuiste kop in een bekend weekblad: 'Het homogen.'
Een onbeheersbare factor
De sociologische - en niet de medische of wetenschappelijke - verandering van de mening van professionals in de geestelijke gezondheidszorg heeft het huidige onderzoek sterk beïnvloed. Helaas is het zo dat velen van hen die vandaag de dag homoseksualiteit onderzoeken, aansturen op heel specifieke onderzoeksresultaten. Bijvoorbeeld: Simon LeVay, de neuroanatoom uit San Francisco, die veel studies publiceerde over de hersenstructuur van homoseksuele mannen, gaf zijn baan als neuroanatoom aan het Salk Institute in San Diego op om het Institute of Gay and Lesbian Education op te richten.
Richard Pillard, medeauteur van twee grote studies naar homoseksualiteit bij tweelingen, gaf nota bene in de tekst van een van de studies toe dat zijn onderzoek ontworpen was 'om tegenwicht te bieden aan het algemeen aanvaarde idee dat seksuele oriëntatie hoofdzakelijk het resultaat is van interacties in het gezin, de bredere familie en de sociale omgeving in het algemeen'.16
Een serie kritische studies in de jaren '60 van de vorige eeuw toonde aan dat vooringenomenheid bij de onderzoeker die baat heeft bij een bepaalde uitkomst een van de belangrijkste en meest voorkomende is van alle onbeheersbare factoren die elke wetenschappelijke studie kunnen verdraaien.17
Charles Socarides, een psychoanalyticus en expert op het gebied van de behandeling van homoseksualiteit, merkte op dat de APA-beslissing van 1973:
'(…) een huiveringwekkende herinnering blijft aan het feit dat als er niet gestreden wordt voor het behoud van wetenschappelijke principes, zij verloren kunnen gaan - een nogal ontmoedigende waarschuwing dat tenzij wij geen uitzonderingen maken voor de wetenschap, wij gevangen kunnen worden in de strikken van politieke partijzucht en de noodlottige verspreiding van onwaarheden onder een nietsvermoedend en ongeïnformeerd publiek, onder de rest van de medische professie en alle gedragswetenschappen.'18
De psychiatrie, die nog steeds in de kinderschoenen staat, blijft tot op heden een verre van samenhangende mengeling van geneeskunde, kunst, harde wetenschappen, amateurfilosofie en geseculariseerde opvattingen. Dit gebrek aan wetenschappelijke degelijkheid - dat ons niet hoeft te verbazen gezien de subtiliteit en complexiteit van het onderwerp dat de psychiatrie bestudeert, namelijk de mens - kan er de oorzaak van zijn geweest dat de psychiatrie als eerste van de professies vatbaar werd voor politieke manipulatie. Maar nu, meer dan twee decennia na de APA-beslissing van 1973, proberen vele 'geleerde' en 'wetenschappelijke' verhandelingen te 'bewijzen' dat het hele wetenschappelijke bedrijf een racistische, seksistische, leeftijdsdiscriminerende, door klassenverschillen gedreven, Eurocentrische, homofobe onderneming is die als hoogste doel heeft over alle andere klassen te blijven heersen.19
1 Geciteerd in C. W. Socarides, 'Sexual Politics and Scientific Logic: The Issue of Homosexuality', The Journal of Psychohistory 10, nr. 3 (1992), pag. 308.
2 Ibid.
3 Bayer, R., Homosexuality and American Psychiatry: The Politics of Diagnosis (New York: Basic Books, 1981), pag. 102.
4 Ibid., pag. 102-103.
5 Ibid., pag. 104.
6 Ibid., pag. 104-105.
7 Ibid., pag. 105-106.
8 Ibid., pag. 145.
9 Ibid., pag. 146.
10 Ibid., pag. 3-4.
11 Zoals bericht door C. Cornett in 'Gay Ain't Broke; No Need to Fix it', Insight, 6 december 1993, pag. 27.
12 Burr, C., 'Homosexuality and Biology', Atlantic Monthly 270, nr. 3 (maart 1993), pag. 47-65.
13 Pollard, E., 'Time to Give Up Fascist Tactics', Washington Blade, 31 januari 1992, pag. 39.
14 Horgan, J., 'Eugenics Revisited', Scientific American, juni 1993, pag. 123-131.
15 De exacte bewoordingen van Paul Billings worden geciteerd in de discussie over genetisch onderzoek die hierna volgt.
16 Citaat in J. M. Bailey e.a., 'Heritable Factors Influence Sexual Orientation in Women', Archives of General Psychiatry 50, nr. 3, pag. 217-223.
17 Zie G. M. Harrington, 'Psychology of the Scientist: XXVII. Experimenter Bias: Occam's Razor versus Pascal's Wager', Psychological Reports 21, nr. 2 (1967), pag. 527-528; Harrington, G. M. & Ingraham, L. H., 'Psychology of the Scientist: XXV. Experimenter Bias and Tails of Pascal', Psychological Reports 21, nr. 2 (1967), pag. 513-516; Adair, G. & Epstein, J. S., 'Verbal Cues in the Mediation of Experimenter Bias', Psychological Reports 22, nr. 3 (1968), pag. 1045-1053; Dusek, J. B., 'Experimenter-bias Effects on the Simple Motor Task Performance of Low- and High-test Anxious Boys and Girls', Psychological Reports 30, nr. 1 (1972), pag. 107-114; Barber P. J. & Rushton, J. P., 'Experimenter Bias and Subliminal Perception', British Journal of Psychology 66, nr. 3 (1975), pag. 357-372; Rikli, R., 'Physical Performance Scores as a Function of Experimenter Sex and Experimenter Bias', Research Quarterly 47, nr. 4 (1976), pag. 776-782; Jamieson D. G. & Petrusic, W. M., 'On a Bias Induced by the Provision of Feedback in Psychophysical Experiments', Acta Psychologia (Amsterdam) 40, nr. 3 (1976), pag. 199-206; Belton, D. & Ware, R., 'Effect of Instructions on the Disappearance of Steadily Fixated Luminous Figures', Journal of General Psychology 104 (1981), pag. 249-256, tweede helft; Rogers, R. e.a., 'Scientific Inquiry in Forensic Psychiatry', International Journal of Law and Psychiatry 5, nr. 2 (1982), pag. 187-203; Levine, F. M. & De Simone, L. L., 'The Effects of Experimenter Gender on Pain Report in Male and Female Subjects', Pain 44, nr. l (1991), pag. 69-72.
18 Socarides, C., ‘Sexual Politics and Scientific Logic’, pag. 316-317.
19 We zijn inmiddels al vier decennia verder, maar er is nog niets veranderd, ze proberen het nog steeds. - Vertaler.