De strijd rond de waarheid over homoseksualiteit (hoofdpagina)
Recensie door dr. D. J. Steensma in Kerkblad voor het Noorden, maart 2022 - pdf
Homoseksualiteit is de seksuele gerichtheid op iemand van hetzelfde geslacht. Deze gerichtheid is een zekere stabiliteit en vastheid in gevoelens. Deze gevoelens kunnen in verscheidene gradaties voorkomen. Ze kunnen ook fluctueren. Zo kan dat bijvoorbeeld soms gebeuren bij jongeren in hun groei naar volwassenheid.
De oorzaak van deze gevoelens en gerichtheid ligt niet per se bij één factor. Er kan een genetische factor in het spel zijn, die de desbetreffende jongen vatbaar maakt voor homoseksualiteit. Deze factor kan zelfs zo sterk zijn dat een jongen al heel vroeg een meisjesachtige uitstraling heeft.
Eveneens kan een hormonale factor een rol spelen. Tijdens de fase dat het kind zich nog in de schoot van zijn moeder bevindt, hebben hormonen invloed op de wijze waarop een kind zich later in zijn emoties en zijn gedrag uitdrukt. Daarnaast oefent de leefomgeving waarin het kind opgroeit, invloed uit op zijn ontwikkeling. Psychiaters hebben bijvoorbeeld gewezen op de invloed van een verstoorde verhouding van het kind tot de ouder van hetzelfde geslacht. Doorgaans is dat dan de verhouding van de vader tot zijn zoon, en de verhouding van de zoon tot zijn vader. De verstoorde verhouding heeft dan invloed op de seksuele ontwikkeling van het kind. Ook kunnen traumatische ervaringen en de eerste seksueel getinte contacten een grote impact hebben op de seksuele ontwikkeling.
Daarom sprak de generale synode van onze kerken enkele jaren geleden niet over 'homoseksuele geaardheid', maar over 'homoseksuele gerichtheid'. Het woord 'geaardheid' suggereert dat de persoon in kwestie vanaf zijn geboorte zo is, en laat geen ruimte voor andere (lees: psychische) factoren dan genetische en biologische factoren, die mogelijk in de vorming van een homoseksuele gerichtheid een rol hebben gespeeld.
Bovendien mag de invloed van de huidige geseculariseerde cultuur niet worden onderschat. De acceptatie van homoseksuele omgang en relaties heeft invloed op de ontwikkeling van kind en jongere. Het wordt normaal geacht dat mensen in een homoseksuele relatie leven, dat aan hun kinderwens wordt tegemoet gekomen en dat homoparen kinderen kunnen adopteren. Om over een 'genderneutrale' opvoeding maar te zwijgen (waarbij de gasten op kraamvisite bij de geboorte van een kind een beschuit met blauwe én roze muisjes door elkaar krijgen aangeboden).
Juist omdat de ontwikkeling van homoseksuele gevoelens en gerichtheid een complex gebeuren is, waarin ook psychische factoren een rol spelen, kan een therapeut dienstbaar zijn. Hij kan zijn client helpen met zijn gevoelens om te gaan, en kijken of er herstel van deze gebrokenheid mogelijk is.
Want de seksuele gerichtheid op iemand van hetzelfde geslacht is een vorm van gebrokenheid in de schepping. Ze is een gevolg van de zondeval. Dit gevolg roept om herstel. Christus heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde laten zien dat God wat gebroken is, wil herstellen. Hoe zou Hij dan aan deze gebrokenheid voorbijgaan?
Duidelijk is dat in deze bedeling niet elke gebrokenheid kan worden hersteld. Soms is de seksuele gerichtheid heel diep met het persoon-zijn verweven. Dan zie je dus al heel vroeg bij een jongen of een meisje dat hij of zij anders is dan anderen.
Op het gebied van het denken over homoseksuele omgang en relaties moet de kerk een geestelijke strijd voeren. De tegenstander van God en zijn rijk gebruikt ook op dit gebied zijn macht, die hem nog rest. Bovendien is er een strijd te leveren tegen onwaarheden die over homoseksualiteit de wereld in worden geslingerd, bijvoorbeeld dat een homoseksuele gerichtheid altijd even onveranderbaar zou zijn als de kleur van je ogen.
Over de strijd rond de waarheid over homoseksualiteit heeft Jeffrey Satinover in 1998 een boek geschreven onder de titel Homosexuality and the Politics of Truth. Dit boek is in 2018 in het Nederlands vertaald. Satinover (1947), een gezaghebbende Amerikaanse psychiater en psychoanalyticus, schrijft in het eerste deel van zijn boek o.a. over mogelijke oorzaken van homoseksualiteit, en over invloeden van bijvoorbeeld een trauma en van familieverhoudingen, maar ook over de versterkende invloed van de herhaling van gedrag. Als een bepaald gedrag wordt herhaald, heeft dat invloed op de hersenen. Dat gedrag kan zelfs zo worden ingeslepen dat het een tweede natuur wordt. En zo kan dat ook zijn op het gebied van (homo)seksueel gedrag. Het kan dan zover komen dat je het vermogen kwijtraakt om dat gedrag te veranderen. Dat kan sluipenderwijs gaan, zodat ten gevolge daarvan iemand moet zeggen: ik ben nu eenmaal zo. Interessant is ook Satinovers beschrijving hoe de ontwikkeling van homoseksuele gevoelens bij kind en jongere naar volwassene in zijn werk kan gaan.
Het tweede deel van zijn boek gaat over de morele beoordeling van homoseksuele omgang, dus: hoe ga je ermee om als je homoseksuele gevoelens of zelfs een gerichtheid bij jezelf opmerkt. Jeffrey Satinover geeft deze beoordeling vanuit zijn joodse achtergrond, maar maakt ook gebruik van datgene wat het Nieuwe Testament over homoseksuele omgang zegt.
De vertaling van de hand van E.W.J. Maatkamp leest vlot. Maatkamp heeft aan zijn vertaling van de oorspronkelijke uitgave een studie van Satinover toegevoegd over hoe Amerikaanse gezondheidsorganisaties een verkeerde voorstelling geven van wetenschappelijke bevindingen op dit terrein, en over de toenemende druk op de academische en klinische vrijheid in de behandeling van homoseksuele gevoelens en gerichtheid. Die druk is er ook in Nederland. In de politieke arena gaan stemmen op om vormen van dergelijke therapie te verbieden.
Het boek van Jeffrey Satinover is een prima bezinningsdocument in het gesprek en de oordeelsvormig over dit onderwerp. Uitgeverij Maatkamp heeft met de vertaling van dit boek kerk en gelovige in Nederland een goede dienst bewezen.
Het komt niet vaak voor dat een boek pas na 20 jaar wordt vertaald en uitgegeven vanuit het Engels in het Nederlands. Dit boek is in die zin dus uitzonderlijk, het werd in 1998 in de USA gepubliceerd als Homosexuality and the Politics of Truth. Die titel geeft scherper dan de Nederlandse aan waar het vooral over gaat: gekonkel in wetenschappelijke kringen bij de taxatie van het fenomeen homoseksualiteit. Weliswaar specifiek tegen de Amerikaanse achtergrond, maar veel is herkenbaar in ons eigen land. Inmiddels achterhaalde feiten worden door de vertaler, die knap werk heeft geleverd, regelmatig in het notenapparaat bijgesteld. De auteur is een erudiet psychiater en psychoanalyticus. Van hem wordt op de achterflap o.m. gezegd: 'Dr. Satinover is een Jood, maar hij kiest het beste uit meerdere wereldbeschouwingen.' Aanbevolen.
Recensie door drs. Piet Guijt in Promise Magazine, april 2019 - pdf
Voorwoord
Het thema homofilie en hoe ermee om te gaan, met name in de kerk, is nu zeer actueel. Er is veel verdeeldheid over het onderwerp. Aan de ene kant staan zij die de oplossing van de nood van homofielen zien in het toestaan van homoseksuele relaties en zelfs een homohuwelijk dat al of niet (in)gezegend zou mogen/moeten worden. Zij menen dat Gods Woord daar ruimte voor biedt. Aan de andere kant staan zij die ervan overtuigd zijn dat de Bijbel geen ruimte biedt voor homoseksuele relaties en daarom een celibataire levenswijze bepleiten. Beide visies gaan ervan uit dat homofielen niet van hun gevoelens bevrijd zouden kunnen worden, ook al wordt niet ontkend dat het mogelijk is en voorkomt. In ons artikel De bijbelse weg voor de nood van homofielen (Promise Magazine van juli 2018) hebben we er echter op gewezen dat die bevrijding door de kracht van de Heilige Geest in beginsel wel mogelijk is en is dat kort in het artikel toegelicht.
Het is zeer verheugend dat sinds begin december van vorig jaar het indrukwekkende boek De strijd rond de waarheid over homoseksualiteit van de Amerikaanse psychiater Jeffrey Satinover is uitgekomen (de Nederlandse vertaling van het boek Homosexuality and the Politics of Truth [1996]) met een voorwoord van de bekende dr. Michael Brown. Het boek behandelt - met als centrale thema homoseksualiteit - een uiteenlopende reeks belangrijke onderwerpen, van biologie tot genetica, en van psychologie tot politiek.
Het boek bevestigt dat het mogelijk is om bevrijd te worden van homofiele gevoelens door zowel seculiere therapieën als vooral ook door therapieën die gebaseerd zijn op bijbelse uitgangspunten. De opvatting dat iemand met homofiele gevoelens niet zou kunnen worden verlost van zijn of haar gevoelens is helaas ten onrechte ontstaan door de verdraaiing van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en acties van homoactivisten, die in het boek worden beschreven. Het is overigens zeer merkwaardig dat men niet zou mogen veronderstellen dat bevrijding mogelijk is, terwijl er toch sprake is van een situatie waaronder veel mensen en ook christenen lijden. Men zou het toch mogen toejuichen als er voor een bepaald probleem een oplossing bestaat.
Na het gehele boek gelezen te hebben onderschrijf ik van harte de aanbeveling van Rabbi Daniel Lapin, oud-president van Toward Tradition: ‘De strijd rond de waarheid over homoseksualiteit is het ultieme handboek dat het verdient gelezen te worden door elke bezorgde ouder, leraar, psycholoog, predikant, priester en rabbi, alsook door de vele jongeren die worstelen met homoseksuele gevoelens en gedragingen en die door zuiver politieke redenen misleid zijn, zodat zij denken dat er geen uitweg is. Het boek is een lichtbaken voor allen die een weg zoeken uit hun ongewenste homoseksuele gevoelens en voor hen die goed beslagen ten ijs wil komen in het debat over homoseksualiteit.’ Hieronder zullen we een impressie geven van de inhoud van het boek.
In de inleiding schrijft dr. Satinover met mededogen en kennis van zaken over homoseksualiteit, waarbij hij zijn eigen ervaringen, die hem motiveerden om zich te richten op het moeilijke gecombineerde onderwerp van homoseksualiteit, cultuur en godsdienst, met de lezer deelt.
Hij bespreekt het homo-activisme dat ervoor geijverd heeft dat de naam van de dodelijke aandoening die vroeger GRID (gay-related immune disorder/deficiency) genoemd werd te veranderen in aids om de relatie met homoseksualiteit te verbloemen. De reactie van de homobeweging kwam inderdaad snel, maar het was wel een heel onverwachte reactie. De homogemeenschap sloot namelijk niet alleen de gelederen om GRID aan te vallen, zij probeerde er ook actief voor te zorgen dat GRID niet ontdekt zou worden - door de medische wereld en het grote publiek - als een aandoening die direct gerelateerd was aan hun seksuele levensstijl. Homoseksuelen hadden inderdaad bescherming tegen ziekten nodig, maar dat werd slechts een derde prioriteit. De tweede prioriteit was homoseksuelen te ‘bewaren’ voor heteroseksuele afkeuring en haat. En de eerste prioriteit was om homoseksualiteit zelf te beschermen als zijnde een heel acceptabele, normale en veilige manier van leven.
De eerste en belangrijkste risicofactor zelf, namelijk homoseksualiteit, mocht niet genoemd worden. Het feit dat mannelijke homoseksuele anale seks en promiscuïteit het Amerikaanse ‘reservoir’ voor het hiv-virus creëerde (de ziekteverwekker die aids veroorzaakt) - en het ook in stand blijft houden, werd al snel een onbespreekbare waarheid. Maar waar homoseksuelen daadwerkelijk slachtoffer geworden zijn, kunnen wij alleen maar onze helpende hand uitstrekken en medeleven tonen voor de lijdende, worstelende ziel. Wij moeten diepe gevoelens van mededogen blijven koesteren en individuele homoseksuelen kameraadschap bieden, maar we moeten ook leren hoe we het beste de tactieken van intimidatie kunnen weerstaan en de valse claims kunnen weerleggen van een groep die zich bewust bedient van een vijandige, rauwe machtspolitiek, en die erop staat dat respect voor een persoon gelijkstaat met het accepteren van zijn of haar politieke eisen van gelijkheid in alle aspecten van het leven. Zelfs opvattingen die voortkomen uit diepgewortelde bijbelse principes worden dan gelijkgesteld met fanatisme en ‘homofobie’.
Toen dr. Satinover de boeken van C. S. Lewis ontdekte, en ze met zijn Joodse achtergrond voor de eerste keer las, kreeg hij sterk de indruk dat hij eindelijk de Waarheid las, met een hoofdletter W. Hij realiseerde zich dat de dieptepsychologie verrijkt kon worden door de inzichten van Lewis te nemen en ze te formaliseren met psychologische termen. Uiteindelijk kan het debat over homoseksueel gedrag en de implicaties ervan voor het publieke beleid alleen maar op morele gronden gevoerd en bepaald worden.
In hst. 1 (zie voor de titel de inhoudsopgave) beschrijft dr. Satinover dat de APA (American Psychiatric Association) homoseksualiteit van de officiële lijst van psychiatrische aandoeningen heeft geschrapt door politieke druk, en niet door nieuwe wetenschappelijke data. De zogenaamde wetenschappelijke consensus waar de media het zo vaak over hadden, namelijk dat ‘de onveranderlijkheid van homoseksualiteit wetenschappelijk gezien allang bewezen is’, was niet meer dan fictie. De vraag komt aan de orde (hst. 2) of homoseksualiteit wenselijk of onwenselijk is. Enerzijds beweren homoactivisten dat homoseksualiteit in het geheel niet onwenselijk is, maar dat afkeuring van homoseksualiteit de oorzaak is van de hoge mate van onvrede en innerlijk leed bij homoseksuelen. Anderzijds willen veel mensen niet homoseksueel zijn, ondanks het feit dat zij zich zo gedragen of zich gedwongen voelen zich zo te gedragen. Voor hen is homoseksualiteit onwenselijk. Dat laatste is terecht, want er zijn veel gedetailleerde en voortreffelijke studies beschikbaar (hst. 3) die aantonen dat homoseksualiteit vanwege een zeer hoge mate van promiscuïteit en anale seks ondubbelzinnig geassocieerd kan worden met een groot aantal medische problemen, nog afgezien van aids. Te denken is aan bijv. klassieke soa’s, darmziekten, hepatitis C en trauma (wonden), waardoor de levensverwachting van mannelijke homoseksuelen aanmerkelijk korter is. Gegeven deze problemen mag men er niet over zwijgen of het ontkennen, maar zal men óók de bereidheid moeten hebben deze mensen te helpen om niet alleen de ‘risicovolle gedragingen’ te veranderen, d.i. veiliger te maken, maar ook de homoseksuele ‘oriëntatie’ zelf te veranderen, ook al is dat laatste op basis van verkeerde informatie een taboe.
De hoofdstukken 4 t/m 6 gaan in op het geheel van mogelijke oorzaken van homoseksualiteit, bijv. genetische kenmerken (zelfs de tweelingenstudies [hst. 5] konden geen genetische oorzaak aantonen), intra-uterinaire invloeden, postnatale invloeden, omgevingsfactoren en familiale invloeden (bijv. een emotionele ‘mismatch’ tussen kind en ouder[s]), incest, en een complexe reeks van herhaaldelijk versterkte gedragskeuzes tijdens kritieke fasen in de ontwikkeling. En verder is de vraag wat homoseksualiteit precies is, want er zijn diverse stijlen en typen van homoseksualiteit. Een onderzoek onder monozygote tweelingen wijst op een principe dat heel belangrijk blijkt te zijn voor het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling van een latent aanwezig gedragspatroon, namelijk de rol van vroege ervaringen en de versterkende invloed van de daaropvolgende herhalingen van die ervaringen. Hoofdstuk 6 laat de complexiteit zien van gedegen wetenschappelijk onderzoek.
In hoofdstuk 7 (Het homogen?) wijst de auteur erop dat kritische beoordelingen van onderzoeksresultaten aantonen dat het bewijs voor een biologische theorie ontbreekt, en dat de enorme hoeveelheid aan klinische ervaring bewijst dat homoseksualiteit wel degelijk en in beduidende mate veranderlijk is.
In dit deel bespreekt de auteur de ‘keuze’ en ‘vrije wil’ in relatie tot homoseksualiteit en andere vormen van gedrag. Hij wijst in hst. 8 op het gevaar dat de wetenschap (die geen antwoord heeft op vragen over goed en kwaad) beweert dat wat een vrijwillig handelende of kiezende persoon lijkt te zijn, in werkelijkheid een passieve entiteit zou zijn die gedreven wordt door eerdere, voorafgaande of vooraf bestaande, meer elementaire invloeden, en door de hersenen en de genen die de blauwdruk van de hersenen vormen, wat leidt tot een soort materialistisch determinisme. Maar morele vragen gaan uit van het bestaan van een autonome persoon die in staat is om te kiezen voor het goede of het kwade. Heel opvallend, maar wel te verklaren, is het feit dat de meeste homoactivisten in de Verenigde Staten juist niet willen dat er sprake kan zijn van keuzevrijheid met betrekking tot hun levensstijl. Dit komt omdat hun gedrag zo verslavend werkt dat ze er niet meer los van willen komen, en zich daarom verschuilen achter de (onjuiste) opvatting dat je homoseksualiteit niet achter je kunt laten, dus dat er geen uitweg zou zijn.
In het zeer belangrijke hst. 9 wordt dit principe van het ontstaan van dwangmatige verslavingen nader toegelicht. Namelijk door de opeenvolging van keuzes die van invloed zijn op het gedrag en ook op de wil: de macht der gewoonte. Door de herhaling van indrukken veranderen de hersenen (de plasticiteit van de hersenen): een toename van zenuwweefsel door de versterking van de neurale verbindingen tussen zenuwcellen door neurotransmitters. Dit is vooral het geval met betrekking tot de genotcentra in de hersenen omdat van alle gedragingen, gebeurtenissen of ervaringen er vrijwel geen enkele is die zo gepaard gaat met een intense uitbarsting van inwendige opioïden als seks. Kort gezegd kun je dus zeggen dat ongereguleerde seksuele neigingen eerst gewoonten worden, vervolgens tot dwangmatig gedrag uitgroeien, en ten slotte bijna niet meer te onderscheiden zijn van ernstige verslavingen. Uiteindelijk kan men niet meer uit deze zelfgemaakte gevangenis ontkomen - dat wil zeggen: niet zonder de hulp van God.
In hst. 10 wordt op zeer treffende wijze dieper ingegaan op de strijd tussen vlees en geest en de analyse van het verslavingsmechanisme. ‘Verslavingsspecialisten benadrukken hoe elke verslaving de (toekomstige) verslaafde heel langzaam, sluipend, verraderlijk en onophoudelijk losweekt van de juiste relaties met andere mensen en hem exclusief bezig laat zijn met het voorwerp van zijn verslaving. De Bijbel ziet datzelfde proces als karakteristiek voor de zonde, maar met een belangrijke toegevoegde dimensie: zondaren zijn en worden niet alleen in toenemende mate relationeel van elkaar verwijderd naarmate zij zich focussen op de zonde en het genot dat zij schenkt, maar hun verbinding en relatie met God wordt ook verbroken. De Bijbel ziet dus een aanvullende, essentiële dimensie achter de zonde: het is niet alleen in toenemende mate verslavend, maar het is ook een vorm van afgoderij. Het voorwerp van de zondige dwangmatige handelingen holt alle andere verlangens uit en neemt hun plaats in, uiteindelijk zelfs die van God, Degene die het voorwerp van ons diepste verlangen moet zijn. Op die manier aanbidden wij en worden wij gegrepen door een deel van de schepping in plaats van (door) de Schepper zelf (Rom. 1:25).’ ‘De Bijbel laat zien hoezeer de mens behoefte heeft aan bovennatuurlijke hulp om zelfs ook maar bij benadering een godvruchtig leven te kunnen leiden.’
Verlossing uit de strik van de zonde is alleen mogelijk door een Verlosser Wiens verzoenend offer in staat is om niet alleen vergeving te bewerken, maar ook daadwerkelijke bevrijding uit de greep van de dwingende macht van de zonde. Het ‘alternatief’ is het uiteindelijk tot de dood leidende ontkenningsmechanismen waardoor elke nog overgebleven gedachte dat ontsnapping zelfs nog wenselijk is, ondergraven wordt. Gods moraal wordt door de moderne mens gezien als ouderwets en wreed. Ja, zo stelt de duivel het aan de moderne mens voor, maar Gods wetten zijn juist gegeven tot heil van de mens. De oplossing van schuld ligt niet in de ontkenning ervan, maar veeleer in het vasthouden aan onze erkenning dat wij zondig zijn, maar ook - en dat is een schijnbare tegenstelling - in de wetenschap dat het oordeel weggenomen kan worden.
Hoofdstuk 11 behandelt op buitengewoon fascinerende wijze de vraag of homoseksualiteit wel of niet behandeld zou moeten worden. Daarbij wordt ter vergelijking ook gekeken naar de verlossing uit alcoholverslaving. Om begripsverwarring te voorkomen, is het van groot belang hoe men ziekte definieert. Homoseksualiteit is geen ziekte in medische zin, maar een psychologische toestand die niet naar Gods bedoeling is. Waar homoseksualiteit eens nog een taboe was, is het vandaag de dag een taboe om te zeggen dat homoseksuelen verlost kunnen en mogen worden, zelfs als zij dat zelf willen! Mede daarom wordt er in de media geen aandacht besteed aan de vele succesvolle programma’s (waaronder met name die welke gebaseerd zijn op geloof) die homofielen blijvend verlossen van hun neigingen, en we horen ook niets over de getuigenissen van hen die met succes die moeilijke hindernis overwonnen hebben. Wat was voor hen de grootste hindernis op de weg naar verlossing en herstel? Trots en onafhankelijkheid. Daarom is het van groot belang om mensen aan te moedigen hun persoonlijke machteloosheid en hun afhankelijkheid van een ‘hogere macht’, God, te erkennen. ‘Waarachtig mededogen is niet de poging om de zonde weg te definiëren. Dat is geen mededogen, maar schuldigmakende sentimentaliteit. Het is zelfs veel erger dan dat, want omwille van het ‘vriendelijk’ willen zijn, hinderen wij de persoon tot waar zelfinzicht te komen, en nemen wij dus ook zijn hoop op verlossing en herstel weg. Waarachtig mededogen vereist de erkenning van wat zonde precies inhoudt, samen met de weigering de persoon te veroordelen. Om dat te kunnen doen, moeten wij standvastig onze eigen zondigheid erkennen.’
In de indrukwekkende hoofdstukken 12 en 13 worden diverse seculiere en christelijke behandelingen inhoudelijk besproken. De resultaten van zuiver seculiere ‘behandelingen’ (bijv. psychotherapie, psychoanalyse, medicatie voor onderliggende angsten, depressies etc.) voor homoseksualiteit zijn veel positiever dan de activisten en de media ons willen doen geloven. Maar de resultaten zijn wellicht niet zo goed als bij de groepen die ook de geestelijke wortels (dimensie) van het probleem aanpakken. Diverse rapporten weerspreken duidelijk de bewering dat verandering absoluut onmogelijk is. Een onderzoek rapporteerde over 11 blanke mannen die beweerden een geleidelijke verandering te hebben ondergaan van volkomen homoseksualiteit naar exclusieve heteroseksualiteit door de sociale ervaringen die zij hadden opgedaan in een Pinkstergemeente. ‘Als antwoord op de aanhoudende poging van de homoactivisten binnen de APA om de behandeling van homoseksualiteit (zelfs als de persoon dat zelf wil!) tot een schending van de ethische professionaliteit te verklaren(!), hebben enkele professionals een organisatie opgericht die zij NARTH noemden (National Association for Research and Treatment of Homosexuality - tegenwoordig Alliance for Therapeutic Choice and Scientific Integrity).’ Terecht noemt men het verbod om hulp te bieden aan homofielen onwaarachtig, wreed en intellectueel oneerlijk. Hetzelfde geldt voor bijv. sadomasochistische groepen die strijden om hun perversie genormaliseerd te krijgen ondanks klinische inzichten dat het niet normaal is.
In de VS zijn diverse Anonieme Homogroepen ontstaan die een bijbelse visie hebben op onze gemeenschappelijke menselijkheid, onze zondige natuur en onze totale afhankelijkheid van God, en die een brug willen vormen tussen de seculiere psychotherapie en de meer op geloof gebaseerde benaderingen (het 12-stappenmodel). Men ziet in dat onthouding een noodzakelijke voorwaarde is voor een succesvolle verandering en ook dat het een van de basisprincipes van psychodynamische psychotherapie is. Een van de meest succesvolle veranderingsbedieningen is Desert Stream in Grandview, Missouri, dat geleid wordt door Andrew Comiskey, zelf een voormalig homoseksueel. Het programma is speciaal ontwikkeld voor hen die hun leven aan Jezus Christus hebben overgegeven en die er actief naar verlangen door de kracht van de Heilige Geest bevrijd te worden van hun seksuele gebrokenheid, maar Comiskey geeft aan dat ook steeds meer niet-christenen vragen om toegelaten te worden tot het programma. Zij die toegelaten worden, zijn mensen die vastbesloten zijn om te veranderen. Satinover noemt ook nog andere bedieningen zoals bijv. Pastoral Care Ministries, dat is opgericht door wijlen Leanne Payne. Christelijke bedieningen wijzen op het grote belang van het geweten. Als we de absolute werkelijkheid van het geweten ontkennen, kunnen we onze schuld alleen nog maar onderdrukken. Als we de schuld onderdrukken, kunnen we de zonde niet belijden - dan ontkennen we zelfs dat het zonde is. Maar als wij [de zonde] niet belijden, kunnen we ook geen vergeving ontvangen, en zonder vergeving is bevrijding en herstel onmogelijk.
In hst. 14 wordt homoseksualiteit vanuit het judaïsme bezien. De Rabbijnse Raad van Amerika ziet met lede ogen aan dat homoseksualiteit door velen (ook door sommige Joodse therapeuten met een seculiere achtergrond) wordt gezien als een legitieme alternatieve leefwijze, want deze houding verwerpt een fundamentele morele pijler van de Tora. Net als in het christelijk geloof (‘de zonde haten, maar de zondaar liefhebben’) moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de zonde en de persoon zelf. Hoewel homoseksueel gedrag veroordeeld moet worden, zijn homoseksuele mensen net zo geliefd door God als alle andere mensen.
Hoofdstuk 15 schetst een samenvattend scenario, afkomstig uit levens van echte mensen, wat aantoont dat ons gedrag door veel verschillende factoren beïnvloed wordt. Satinover beschrijft op voortreffelijke wijze een mogelijke ontwikkeling naar homoseksualiteit: de angsten, verwerping, gebrek aan liefde, de eerste ervaringen met homoseksualiteit als uitlaatklep voor stress, innerlijke conflicten, schuld- en schaamtegevoelens, zelfveroordeling, ontkenning, etc. Als hij de weg van bevrijding en herstel wil bewandelen, zal hij ontdekken dat die weg soms lang en moeilijk is, maar wel heel bevredigend. De liefde die hij tevergeefs zocht toen hij jong was, en waarvoor hij zich uiteindelijk afsloot, zal hij vinden in de armen van een liefhebbende God, en hij is nu in staat oude verdedigingsmechanismen af te leggen en zonder angst de wonden onder ogen te zien die zo veel pijn veroorzaakt hebben en die jarenlang zoveel terreinen van zijn leven (intern en extern) hebben vervormd.
Ten slotte een bijzonder en schokkend hoofdstuk, namelijk ‘De herleving van het heidendom’ (hst. 16). De vraag is hoe wij als cultuur zo ver zijn gekomen dat we de langdurige consensus over de seksuele moraal die homoseksualiteit ontmoedigt, hebben losgelaten. De veranderingen in de visie op seksualiteit zijn slechts een indicatie van veel belangrijkere geestelijke veranderingen die alle aspecten van ons leven beïnvloeden. In plaats van het monotheïsme met een God die morele eisen stelt (voor ons eigen bestwil), ontstaat de opkomst van een nieuwe religie die een herleving is van het oude heidendom (paganisme) waaronder het gnosticisme. Een deel van de aantrekkingskracht van het polytheïstische heidendom komt voort uit het feit dat de heidense spiritualiteit slechts weinig morele eisen stelt aan het individu. Het afwezig zijn van een duidelijk onderscheid tussen het schepsel en de Schepper betekent dat de mensen niet alleen de natuur ‘daarbuiten’ aanbidden, maar ook hun eigen natuur ‘daarbinnen’, dus in henzelf - hun instincten, inclusief honger, seks, agressie, en meer algemeen, genot. Kort gezegd: zij aanbidden zichzelf. Het najagen van genot, zonder rekening te houden met God, leidt onvermijdelijk tot leegte en wanhoop; het aanbidden van genot staat in wezen gelijk met het toelaten van wanhoop, met als mogelijk gevolg het zoeken naar de dood.
Satinover bespreekt de rol van de occult geïnspireerde Carl Jung, die psychologisch reductionisme mengde met gnostieke spiritualiteit om zo te komen tot een moderne variant van het mystieke, heidense polytheïsme. Zijn relativering van goed en kwaad door ze in één overkoepelende synthese met elkaar te verzoenen, is het hart van de oude leerstellingen van de gnostiek, die ook de spiritualiteit en dus de moraal in de mens zelf lokaliseerde met alle kwalijke gevolgen van dien. Zo zei Thomas Moore, priester in de episcopaalse kerk en jungiaans analist, het volgende: ‘Kunnen we alstublieft stoppen met het categoriseren van seks en met het moraliserend spreken over seks? Kunnen we niet beter vragen ‘of seks, elke vorm van seks, diep bevredigend is? Is het een genot voor de ziel?’ Vergeet dus die hele vraag van goed of slecht. Die vraag is hier niet op zijn plaats.’
Het hoofdstuk sluit af met twaalf afsluitende stellingen over homoseksualiteit. Om er een te noemen: Omdat diepgewortelde gedragingen moeilijk te veranderen zijn, hebben homoseksuelen, net zoals alle andere mensen, twee keuzes: capituleren en zich overgeven aan het gedrag en de gevolgen ervan, of samen met God en de hulp van andere mensen heling en verandering zoeken.
Het laatste hoofdstuk, ‘De bank van Troje - Hoe de geestelijke gezondheidsorganisaties een verkeerde voorstelling geven van de wetenschap’, is eigenlijk een bijlage, namelijk een samenvatting van een studie die dr. Satinover in 2005 schreef. In het eerste deel van dit hoofdstuk gaat hij dieper in op de wijze waarop bepaalde onderzoekers bepaalde gegevens verdoezelden omdat hen dat beter uitkwam, en beschrijft hij de schokkende geschiedenis van hoe door intimidatie door de homo-activisten homoseksualiteit uit de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) werd verwijderd, ondanks het feit dat de wetenschappelijke gegevens wat anders aangaven. Maar deze werden verzwegen of bewust verkeerd geïnterpreteerd, of er werd zelfs het tegenovergestelde beweerd van wat de rapporten aangaven. De andere delen van dit hoofdstuk gaan meer in op diverse details. Een lezing van dr. Satinover hierover is ook online te bekijken: The Trojan Couch.
In het naschrift schrijft dr. Satinover: ‘In mijn naspeuringen in de werelden van de psychoanalyse, psychotherapie en psychiatrie, heb ik nooit eerder zulke diepgaande bevrijdingen (van homoseksuele gevoelens en gedragingen) gezien. Omdat het niet echt een strijd is die alleen over seksualiteit gaat, maar veeleer over welke geest onze trouw eist, is de culturele en politieke strijd rond homoseksualiteit in veel aspecten een beslissend moment voor onze beschaving geworden. En het resultaat van die strijd heeft gevolgen die veel verder reiken dan de oppervlakkige kwestie van zoiets als ‘homorechten’. Daarom is de belangrijkste dimensie van deze strijd niet de politieke dimensie, maar die van de individuele menselijke ziel.’ Aan het eind van het boek zijn zowel een literatuurlijst als ook een uitgebreid trefwoordenregister opgenomen. Ik heb grote bewondering voor de hoeveelheid literatuur en onderzoeksrapporten die zijn geraadpleegd door Jeffrey Satinover, en ook complimenten voor de vertaler Eddy Maatkamp!
Ik wil afsluiten met een citaat van dr. Michel Brown uit het Voorwoord bij het boek:
‘De strategie van de homoactivisten heeft zich veel verder ontwikkeld dan we in 1996 voor mogelijk hielden, waarbij een land als Nederland het voortouw nam door als eerste land ter wereld het homo-‘huwelijk’ te legaliseren. En vandaag de dag wordt het steeds moeilijker om in het openbaar van mening te verschillen met de doelstellingen van het homoactivisme - eigenlijk LHBT-activisme - waarbij het zelfs al zover gekomen is dat je je baan of je reputatie kunt verliezen als je die dingen zegt die dr. Satinover toen durfde te zeggen. Het is hoog tijd dat de gemeente van Christus wakker wordt voor de realiteit van de geestelijke en culturele strijd om haar heen, en dat zij vastberaden de waarheid in liefde spreekt, ongeacht de kosten of de gevolgen - voor de eer van de Here Jezus en voor het welzijn van de maatschappij. Wij kunnen de LHBT-gemeenschap vol mededogen de hand reiken terwijl wij toch haar agenda moedig weerstaan. We hebben eigenlijk geen andere keuze. Satinover had zeker gelijk, en daarom zijn wij - als toegewijde volgelingen van Jezus - belast met de verantwoordelijkheid om te helpen het tij te keren. Het is een strijd waaraan wij moeten deelnemen. Het is een strijd die met Gods hulp nog steeds gewonnen kan worden, hoe onmogelijk dat vandaag de dag ook lijkt te zijn.’